top of page

Mijn worsteling met het 'logische' corona-denken

Hoe Hannah Arendt mij hier en daar de weg wijst doorheen de waanzin van deze tijden





Ik beken. Ik voel me geregeld machteloos wanneer ik met vrienden en kennissen discussieer over het huidige coronabeleid. Ik ga het niet onder stoelen of banken steken, dat ik een lichtjes andere visie hierover heb dan wat op één of andere manier tijdens deze zomer van 2021 als ‘politiek correct’ wordt gedefinieerd. Gedefinieerd door onze belangrijkste persorganen, die dan weer net dié politici en experts naar voren schuiven die telkens opnieuw dezelfde onbetwistbare premisse of stelling naar boven halen. En die stelling ("zo is het, en niet anders") lijkt dan weer klakkeloos aanvaard te worden door veel te veel vroegere vrienden en kennissen van me. Die basis-stelling luidt ongeveer als volgt: “We zijn in oorlog met het virus. We kunnen pas weer écht vrij zijn wanneer het virus van de aardbol is verdwenen, of wanneer niemand er nog ziek van wordt. Dus moeten we het zo goed als we kunnen bevechten, het virus zo weinig mogelijk een kans geven om zich te verspreiden. En de spuit is hier cruciaal in. Dat is de enige juiste en sociale strategie, en daar moeten we allemaal achter staan.” Zoals gezegd, ik denk dat er wel degelijk àndere strategieën mogelijk zijn. Strategieën die mijns inziens net menselijker, socialer, duurzamer zijn. Zonder massaal testen en isoleren, zonder massale lockdowns of de spuit om het half jaar in zeven miljard armen te steken. En rond die alternatieve visies zijn intussen ook tienduizenden wetenschappers en gezondheidswerkers druk bezig. Alleen hoor je die niet zoveel in onze reguliere pers. In het begin dacht ik, dat die oorlogsretoriek rond dit nieuwe virus vlug zou wegdeemsteren. Ik hield het immers niet voor mogelijk dat een belangrijk deel van mijn vroegere vrienden en kennissen, die ik sociaal en intellectueel behoorlijk hoog inschatte, zouden blijven meerollen op dat hellende vlak. Want die lockdowns en avondklokken bleven wel érg lang duren, toch? En die armoede- en welzijnsbarometers werden steeds grotesker. En onze grondwettelijke rechten waren plots niet meer van tel. En onze scholieren moesten hun gelaat verbergen voor elkaar, een gans schooljaar lang. Onze artiesten aan de bedelstaf. Dat moést hen toch wakker schudden? Zeker toen duidelijk werd dat dit venijnige virus zich vooral focuste op duidelijk omschreven groepen mensen (zeer oud en/of met bepaalde onderliggende ernstige kwalen), en slechts bij uitzondering gezonde mensen onder de zeventig jaar velde of aan de beademing dwong. Of toen alle risicogroepen die dat wilden hun spuitje hadden gekregen. Of toen duidelijk werd dat er steeds betere en spotgoedkope behandelwijzen beschikbaar werden. Maar neen, men leek te volharden in de boosheid. De pasjes dan maar, en de steeds duidelijker uitsluiting van de ongeprikten uit het sociale, culturele, educatieve en economische leven, toch al zeker in verschillende buurlanden? Neen, ook dat lijkt een belangrijk deel van mijn links-progressieve kennissenkring niet te kunnen vermurwen. Zij lijken nog steeds overtuigd van hun oorlogspremisse, en al wie daar anders over denkt, kan in hun ogen nog altijd niet anders zijn dan een verwarde complotdenker, een fascist, of een héél dom of héél slecht mens. Oproepen tot vrijheid en grondrechten is volgens hen enkel maar egoïstisch en immoreel. Punt andere lijn. En ik maar argumenteren, en bewijsmateriaal en verhalen aandragen. Niks leek te helpen. ’t Is te zeggen: een deel zwijgers en twijfelaars lijkt de laatste tijd steeds meer open te staan voor de visie dat het tijd wordt om te leren leven met het virus, om optimaal in te zetten op bescherming van de kwetsbaarsten en om niet langer mee te gaan in de spiraal van ontmenselijking, controle en repressie. Om weer te léven, quoi, en elkanders glimlach weer te mogen aanschouwen, elkander op te zoeken en soms ook aan te raken.


Maar quasi al wie het eerste half jaar vocaal en verbaal de totale oorlog aan het virus verklaarde, doet dit nu nog steeds, en dit met een ferventie en meedogenloosheid waar ik van achterover val. En ja, dat maakt me triest, boos en angstig. En ook verward. Want hoe kàn dat toch te verklaren zijn, en waar stopt dat dan? Gisteren kreeg ik evenwel een Aha-momentje hierrond.

Ik heb me de laatste weken immers doorheen Hannah Arendt’s meest befaamde boek, 'Totalitarisme', gewurmd. Deze Duits-Joodse filosofe ontsnapte ternauwernood aan de nazi-concentratiekampen en aan een gewisse dood, en maakte enkele jaren later al dé klassieker over totalitarisme als politiek systeem. In haar boek haalt ze voortdurend de parallellen boven tussen de stalinistische Sovjet-unie (van ongeveer 1930 tot 1953), en nazi-Duitsland onder Hitler (van ongeveer 1933 tot 1945); twee totalitaire bewinden, zoals de mensheid nog nooit had meegemaakt. Het is geen gemakkelijk boek, maar wel heel interessant en goed uitgelegd, met op het einde een dringende oproep aan haar lezers om heel waakzaam te blijven voor een mondiaal totalitarisme dat volgens haar ieder moment opnieuw de kop kan opsteken. In haar boek heeft ze het onder meer over het diepere wezen van het totalitarisme, dat streeft naar een totale wijziging (en ontkenning) van de werkelijkheid, naar een vernietiging van tradities en grondrechten, en naar het stroomlijnen van individuele gedragingen, gedachten en emoties. Ze heeft het over propaganda, over angstzaaierij, over het vernietigen van vertrouwen in sociale netwerken, over het creëren van zondebokken en ‘ziekteverspreiders’, over geheime politie en liquidaties van andersdenkenden, over wreedheid en irrationaliteit, en tegelijk over de mythe van één objectieve, wetenschappelijke weg naar bevrijding, totaal los van persoonlijke of groepsbelangen. Niet weinigen zien het monster van het totalitarisme zich de laatste tijd weer roeren, en dit (voor het eerst) op globaal niveau, met machtige mondiale spelers die de Totale Oorlog lijken uit te roepen tegen Sars-Cov2, koste wat kost, ‘by all means necessary’. En dat gaat precies vér, wanneer we de recentste uitspraken bekijken van de verenigde regeringsleiders van onder meer de Verenigde Staten, Frankrijk, Italië, Israël, Australië, Canada, etc… Wat mij hier evenwel een Aha-momentje opleverde, was Arendt’s analyse van de totalitaire Ideologie, het gedachtengoed, of beter, de manier van denken die geacht werd de enige juiste te zijn, onder zowel Hitler als Stalin. Verlichting en Humanisme en verschillende politieke denksystemen steunden voorheen op een aantal vaste waarden en instellingen, waarbinnen min of meer vrij gedacht kon worden, en waar zowel de Logica als de Dialectiek (van these naar antithese naar synthese) de belangrijkste instrumenten waren om tot een vergelijk te komen tussen burgers en belangengroepen. Zowel Hitler als Stalin hanteerden evenwel een slimme retorische truuk, om de massa's mee te bezweren: de Logiciteit. Ik laat Hannah zelf even aan het woord:

“Het klaarstomen van slachtoffers en uitvoerders, waaraan het totalitarisme, ter vervanging van Montesquieu’s handelingsprincipe, behoefte heeft, gebeurt niet door de ideologie zelf – het racisme of het dialectisch materialisme – maar door de inherente logiciteit van de ideologie. Het meest overtuigende argument in dit verband, waar Hitler en Stalin verzot op waren, luidt: je kan niet A zeggen zonder B en C te zeggen, enzovoort, het rijtje af tot aan het einde van het moorddadige alfabet. Dat lijkt de bron van de dwingende kracht van de logiciteit: die ontspringt aan onze vrees om onszelf tegen te spreken. (….) De dwingende kracht van het argument ligt hierin: als je weigert (de logiciteit te volgen, red.), spreek je jezelf tegen, en door deze tegenspraak, maak je je hele leven zinloos; de A die je gezegd hebt, domineert, door de consequenties B en C die ze logisch genereert, je hele leven. Van deze dwang waarmee we onszelf kunnen dwingen, maken totalitaire heersers gebruik met het oog op een beperkte, maar onmisbare mobilisatie van mensen; deze innerlijke dwang is de tirannie van de logiciteit, waaraan niets weerstand biedt, tenzij het grote vermogen van mensen om iets nieuws te beginnen. De tirannie van de logiciteit begint met de onderwerping van de geest aan de logica als een nooit eindigend proces, waarop de mens steunt om zijn gedachten voort te brengen. Door deze onderwerping doet hij afstand van zijn innerlijke vrijheid, zoals hij afstand doet van zijn bewegingsvrijheid wanneer hij buigt voor een uitwendige tirannie. De vrijheid als een innerlijk menselijk vermogen is identiek met het vermogen om te beginnen, juist zoals de vrijheid als politieke realiteit identiek is met een bewegingsruimte tussen mensen. Over het begin kan geen logica, geen dwingende deductie enige macht uitoefenen, omdat de deductieve ketting een begin veronderstelt, in de vorm van een premisse. Zoals er behoefte is aan terreur, uit vrees dat met de geboorte van elk nieuw menselijk wezen een nieuw begin oprijst en zijn stem verheft in de wereld, zo wordt de dwingende kracht van de logiciteit gemobiliseerd, uit vrees dat iemand ooit begint te denken – wat als de meest vrije en zuiverste van alle menselijke activiteiten het ware tegendeel is van het dwingende deductieve proces. (…) De dwang van de totale terreur perst met haar ijzeren hand massa’s geïsoleerde mensen samen én ondersteunt ze in een wereld die voor hen een wildernis geworden is; de dwingende kracht van de logische deductie stoomt elk individu klaar om in verlatenheid en afzondering, weg van alle anderen, te leven; beide beantwoorden aan elkaar en hebben elkaar nodig, om de door terreur beheerste beweging in gang te zetten en gaande te houden. Juist zoals de terreur (…) alle verhoudingen tussen mensen kapot maakt, zo maakt de dwang van het ideologische denken elke verhouding tot de werkelijkheid kapot. Mensen zijn op een succesvolle manier klaargestoomd, wanneer ze zowel het contact met hun medemensen als met de realiteit rondom hen verloren hebben; want samen met deze contacten, verliezen de mensen het vermogen om te denken. De ideale onderdaan van een totalitaire heerschappij is niet de overtuigde nazi noch de overtuigde communist, maar de mens voor wie het onderscheid tussen feit en fictie (dat wil zeggen de werkelijkheid van de ervaring) en het onderscheid tussen waar en onwaar (dat wil zeggen de normen van het denken) niet langer bestaan. “ Tja, hier zindert voor mij nogal wat herkenning doorheen. Het helpt me wat om minder verwarring te voelen in de bij momenten surreële gesprekken met vroegere vrienden en kennissen die mordicus de Oorlog tegen het Virus willen voortzetten, voor zolang als nodig, wat het ook moge kosten aan henzelve of hun medemensen. Het helpt me ook wat om mijn verdriet, boosheid en angst te kanaliseren. Door deze bizarre tijden iet of wat historisch, psychologisch en politiek te leren kaderen. Het herinnert me er ook aan om mijn strijden nog duidelijker te kiezen, mij zo goed mogelijk te verbinden (fysiek en via diverse media), met een waaier aan warmbloedige en zelfstandige denkende mensen die nog niet gevallen zijn voor de premisse van de totale oorlog, en om die oorlogsretoriek dag na dag, rustig en geduldig, te blijven tegenspreken in woorden, maar vooral in daden. Want laten nou net die daden van vrede en verdraagzaamheid en verbinding en vrij denken een onweerstaanbare werkelijkheid creëren die uiteindelijk de verborgen ziel van de oorlogszuchtigen kan raken, en het leugenachtige totalitarisme in elkaar kan doen storten. En dan wil ik klaarstaan voor hen, met open armen en open hart. Zonder ooit te vergeten hoe ontzettend breekbaar onze democratische samenleving is, en hoeveel werk er nog aan de winkel is. Nooit meer oorlog, wat mij betreft.


bottom of page